“Ik ben een geboren Zaankanter, maar opgegroeid in Hoorn. Toen ik op de middelbare school zat, kreeg ik verkeerde vrienden. Er werd geblowd, niet alleen door hen maar ook door hun ouders. We gingen geregeld naar Amsterdam, naar de coffeeshops. Het ging steeds slechter op school en mijn beeld van de maatschappij werd steeds negatiever. Toen ik van school kwam, had ik geen werk. Jarenlang ging ik heen-en-weer van baantje naar uitkering. Al die tijd blowde ik en werd ik steeds depressiever. Mijn drugsgebruik zorgde er voor dat ik steeds werd ontslagen. Op een gegeven moment werd ik opgenomen in een kliniek van de Brijder Stichting. Daar heb ik één jaar gewoond. Een jaar waarin ik geen drugs gebruikte. Toen ik uit de kliniek ontslagen werd, ging het weer mis, ik begon weer te blowen. Dat ging een tijd door: clean-drugs-opname. Steeds hetzelfde kringetje.
Sinds 2008 word ik begeleid door RIBW K/AM. Eerst woonde ik in een groepswoning, later had ik mijn eigen HAT-je en sinds vier weken woon ik zelfstandig en krijg ik ambulante begeleiding. Waar het om gaat, is dat ik steeds op zoek ben naar manieren om de onrust in mijn hoofd te stoppen. Dat doe ik in de eerste plaats door veel te mediteren, door veel te lezen over mindfulness en ademhalingstechnieken, door te fietsen en te hardlopen. En dat werkt over het algemeen wel. Maar soms wil ik een ‘gemakkelijke’ manier om de boel in mijn hoofd te stoppen. En dan grijp ik naar de wiet. Ik herken dit gedrag en kan het daardoor makkelijker en eerder doorbreken. Maar niet helemaal, nog niet. Ik heb mijn begeleiders hard nodig.
Eind vorig jaar heb ik met mijn RIBW K/AM-begeleider een nieuw behandelplan opgesteld. Sindsdien moet ik zelf mijn medicijnen regelen en mijn geld beheren (met hulp van een budgetbank). Dat zijn voorwaarden om in aanmerking te komen voor begeleid zelfstandig wonen en op zich gaat mij dat goed af. Ik heb ook heel veel steun aan mijn ouders, altijd gehad. En in de buurt wonen vrienden van me, sommigen ook met een achtergrond van drugs of drank, maar niet allemaal. We veroordelen elkaar niet, maar steunen elkaar en peppen elkaar op. Als ik slecht in mijn vel zit en er zelf niet uitkom, bel ik mijn begeleider. Ik heb ooit in een boze bui gezegd dat ik geen begeleiding meer wou. Maar daar kwam ik heel snel van terug, het leek me toch niet zo verstandig.”